De SvJ&V heeft de aanvraag van de vreemdeling, die strekt tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning voor 'arbeid als zelfstandige', afgewezen omdat hij niet voldoet aan het middelenvereiste.
De Afdeling volgt de vreemdeling in haar betoog dat in het Vb geen onderscheid wordt gemaakt tussen situaties waarin de Gezinsherenigingsrichtlijn van toepassing is en situaties waarin dat niet het geval is. De wetgever heeft daarmee de uit het arrest Chakroun volgende rechtsregel dat het bestuursorgaan bij een beoordeling van het middelenvereiste altijd een individuele afweging moet maken, omgezet in nationale wet- en regelgeving zonder dat deze rechtsregel in die regelgeving is beperkt tot gevallen van gezinshereniging of gezinsvorming.
De rb heeft ten onrechte overwogen dat de IND het gemiddelde inkomen per boekjaar betrekt bij de beoordeling of de inkomsten uit arbeid als zelfstandige voldoende zijn en dus niet tussen meerdere boekjaren middelt. De vreemdeling voert terecht aan dat de Afdeling heeft overwogen dat voor het bepalen van het gemiddelde inkomen in de relevante periode van anderhalf jaar de aanvrager niet zou mogen middelen tussen boekjaren. De rb heeft de SvJ&V op deze punten dus ten onrechte gevolgd.
Hoger beroep vreemdeling kennelijk gegrond; vernietigt VK Den Haag 8 januari 2021, 20/1799; beroep gegrond.
ABRvS, 202101023/1/V1, 25.4.22
ECLI:NL:RVS:2022:1185