Rb: uitschrijving uit VBL is verantwoordelijkheid DT&V, niet COA

In 2018 is eiseres met instemming van de DT&V naar de VBL verhuisd. Eiseres volgt een Mbo-opleiding en vanwege de reistijd verblijft zij doordeweeks in een gastgezin. In het weekend verblijft eiseres bij haar ouders op de VBL.

Eiseres komt op tegen het besluit van het COA om haar opvang te beëindigen. Volgens eiseres gaat het om een feitelijke handeling met rechtsgevolgen. De rechtsgevolgen voor eiseres zijn dat met de uitschrijving door verweerder de gezinsband met haar ouders is verbroken. Eiseres wijst er in dat verband op dat zij jongvolwassene (nog steeds) gezinsleven heeft met haar ouders, ook al verblijft zij vanwege haar Mbo-opleiding en stage doordeweeks elders. ….

De rechtbank volgt het standpunt van het COA dat de DT&V het besluit heeft genomen om eiseres niet langer buitenwettelijk onderdak op de VBL te verlenen. Het COA heeft er daarbij terecht op gewezen dat het aan de DT&V is om te beoordelen of eiseres al dan niet tot de doelgroep van de VBL behoort. Of eiseres wel of geen aanspraak kan maken op buitenwettelijk onderdak op de VBL, wordt door de DT&V bepaald. Dit betekent dat de DT&V oordeelt of dit vertrek aanleiding geeft tot beëindiging van het buitenwettelijke onderdak op de VBL.

De rechtbank is met COA van oordeel dat de uitschrijving het gevolg is van het oordeel van de DT&V dat eiseres niet meer tot de doelgroep behoort om haar nog (langer) buitenwettelijk onderdak op de VBL te bieden. De omstandigheid dat verweerder het buitenwettelijke onderdak op de VBL faciliteert, maakt het niet anders.

Rb Groningen AWB 23/4655, 24.10.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:15980