Rb: nieuwe documenten mbt LHBTI afwegen in samenhang met eerste asielverzoek

De verklaringen van eiser, zoals door hem afgelegd ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag, hebben geleid tot het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning asiel….

De erkenning van een vluchtelingenstatus is declaratoir van aard. Dat eiser bij zijn eerste asielaanvraag niet overtuigend heeft verklaard over zijn gevoelens en gedachtegang omtrent zijn geaardheid laat onverlet dat hij op een later moment aannemelijk kan maken dat hij ten tijde van de eerste aanvraag wel degelijk voldeed aan de vereisten voor erkenning als vluchteling en daarmee ook aan de vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning asiel.

In de eerste asielprocedure is geoordeeld dat de minister de seksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig heeft mogen achten. Eiser heeft in de toelichting bij zijn opvolgende aanvraag aangegeven dat hij identiteitsgroei heeft doorgemaakt en dat de vaagheden in zijn verklaringen in de eerdere procedure werden veroorzaakt door angst. Een onderbouwing hiervan ziet de rechtbank ook in het door eiser overgelegd rapport van LGBT Asylum Support.

De rechtbank oordeelt dat eiser terecht stelt dat zijn verklaringen ten tijde van het opvolgende gehoor een ander licht hebben geworpen op wat hij eerder heeft verklaard en er uiteindelijk zelfs toe hebben geleid dat zijn opvolgende asielaanvraag is ingewilligd.

Het vorenstaande maakt, naar het oordeel van de rechtbank, dat de verklaringen van eiser in het opvolgende gehoor alsmede de rapportages en overgelegde stukken aangemerkt moeten worden als een onderbouwing van feiten en omstandigheden die al ten tijde van de vorige procedure speelden. De minister dient alsnog de afwijzing van de eerste asielaanvraag inhoudelijk te heroverwegen. Daarbij dient de minister ook te onderzoeken of eiser reeds vanaf de datum van zijn eerste asielaanvraag voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning en of eiser gelet op zijn persoonlijke omstandigheden de bedoelde onderbouwing niet vóór het eerdere besluit kon en daarom ook niet behoorde aan te voeren.

Het bestreden besluit wordt vernietigd.
Rb Groningen NL25.575, 20.5.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:8837