Rb: 15c in Noord-West Libië

De rechtbank heeft verweerder ter zitting voorgehouden dat hij de situatie in Libië in deze uitspraak kwalificeert als een ‘relatief lager niveau van willekeurig geweld’. De rechtbank heeft verweerder dan ook de vraag gesteld of verweerder voornemens is om zijn beleid aan te passen gelet op het in juli 2025 tot stand gekomen Algemeen Ambtsbericht Libië. Voor zover verweerder toch nog steeds het beleid zou voeren dat er in Libië en meer in het bijzonder in Tripoli, geen sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, had verweerder dit beleid ook dienen te betrekken in zijn verweerschrift. Eiser moet immers weten waarom verweerder vindt dat hij geen reëel risico op ernstige schade loopt zodat hij daartegen ook beroepsgronden kan aanvoeren en de rechtbank moet weten welk beleid ten grondslag ligt aan het besluit en de geactualiseerde risicotaxatie om de rechtmatigheid van het besluit te kunnen beoordelen.

Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat inderdaad op grond van het Algemeen Ambtsbericht Libië 2025 het eerder ingenomen standpunt dat geen sprake is van een internationaal of binnenlands gewapend conflict als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, wordt verlaten en ten aanzien van Noordwest Libië waar Tripoli onder valt, inmiddels (wéér) wordt aangenomen dat wel sprake is van een sprake is van een dergelijk gewapend conflict. Verweerder heeft voorts toegelicht dat het gewijzigde beleid op korte termijn zal worden opgenomen in de Vreemdelingencirculaire en dat daarop vooruitlopend verweerder in de onderhavige procedure reeds op grond van dit nieuwe beleid heeft beoordeeld of aan eiser subsidiaire bescherming moet worden verleend.

Rb Roermond NL24.19375, 2.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:16281