Nieuws

RvS: geen algemeen risico in Tigray/ M’kele

Partijen zijn het erover eens dat de mate van willekeurig geweld in Mek’ele niet zo hoog is dat iemand door zijn enkele aanwezigheid daar al een reëel risico op ernstige schade loopt. Partijen zijn het er niet over eens of er in Tigray, en specifiek in Mek’ele, sprake is van willekeurig geweld als gevolg van een binnenlands gewapend conflict als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn en van ‘een minder uitzonderlijke situatie’….

De Afdeling is van oordeel dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat er in Mek’ele geen sprake is van een binnenlands gewapend conflict in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Er vinden geen confrontaties plaats tussen reguliere strijdkrachten van een staat en een of meer gewapende groeperingen, dan wel een onderlinge strijd tussen twee of meer gewapende groeperingen. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat de incidenten en de criminaliteit in Mek’ele gekwalificeerd kunnen worden als willekeurig geweld in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De minister betoogt dan ook terecht dat de rechtbank niet voldoende heeft onderkend dat Mek’ele onder het beheer van de TIRA staat en dat de veiligheidssituatie daar beter is dan in de betwiste gebieden in Tigray. Uit de uiteengezette landeninformatie blijkt dat in het gebied onder beheer van de TIRA, waaronder Mek’ele, weliswaar aanzienlijke criminaliteit plaatsvindt, maar ook dat de veiligheidssituatie sinds de staakt-het-vurenovereenkomst duidelijk is verbeterd, met een significante daling van gewapende confrontaties, mensenrechtenschendingen en het aantal burgerdoden.

Daarnaast heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat de zorgelijke humanitaire omstandigheden in Mek’ele het directe of het indirecte gevolg zijn van het handelen en/of het nalaten van een actor van ernstige schade die partij is bij een gewapend conflict in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. …

In dit geval heeft de minister voldaan aan de bewijslast om aan te nemen dat het niet aannemelijk is dat betrokkene bij terugkeer naar Mek’ele opnieuw als etnisch Tigreese zal worden vervolgd of ernstige schade zal ondervinden.

Het hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL23.29118, 22.4.25 is gegrond.
RvS BRS.25.000585, 17.12.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:6058

zie ook RvS 202500654/1/V2, 17.12.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:6187

Rb: onvoldoende rekening gehouden met lvb in lhbt-zaak

Naar oordeel van de rechtbank bestaat onduidelijkheid over het referentiekader van eiser. De rechtbank vindt dat de brief van Kleur GGZ – in samenhang met de brief van de casemanager van eiser van Here to Support: Queer to Support – voldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat bij eiser sprake is van beperkingen die van invloed kunnen zijn op het vermogen van eiser om zijn asielrelaas adequaat naar voren te brengen…. Verder volgt uit de brief van de casemanager van eiser dat zij samen een overzicht hebben opgesteld, waardoor een duidelijker beeld ontstaat van de situatie van eiser. Hierbij heeft de casemanager gebruikgemaakt van speciale gesprekstechnieken. Hieruit blijkt dat eiser in staat is meer te verklaren wanneer hij op een aangepaste manier wordt benaderd/bevraagd. De rechtbank overweegt bovendien dat eiser consistent heeft aangevoerd dat hij het moeilijk vindt om uitgebreide verklaringen af te leggen en over zijn gevoelens te praten.

Het standpunt van de minister dat meer van eiser mocht worden verwacht, omdat hij twee dagen uitgebreid is gehoord, de vragen tijdens het gehoor op verschillende manieren zijn gesteld en duidelijk is uitgelegd wat van hem werd verwacht, volgt de rechtbank niet. Dat het gehoor met voldoende waarborgen was omkleed, betekent niet zonder meer dat meer van eiser kan of mag worden verwacht. Daarmee is immers nog niet duidelijk in hoeverre persoonlijke omstandigheden van invloed kunnen zijn op het vermogen van eiser om zijn relaas adequaat naar voren te brengen. …

Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de minister niet in het standpunt dat van eiser meer verwacht kan en mag worden, omdat onduidelijk is welk referentiekader daarbij als uitgangspunt moet worden genomen. Het bestreden besluit is om die reden onzorgvuldig voorbereid. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. 

Rb Utrecht NL25.5781, 14.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:23379

Rb: iMMO hoeft alternatieve verklaringen medische problematiek niet te onderzoeken

Naar aanleiding van het lichamelijk en psychisch onderzoek heeft het iMMO in relatie tot het asielrelaas van de vreemdeling de gradatie 'typerend' toegekend. Dat betekent dat de medische problematiek zeer waarschijnlijk kan worden verklaard door het asielrelaas van de vreemdeling. Uit de afdelingsuitspraak van 2 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1472) volgt dat het antwoord van het iMMO op de B-vraag niet steeds voldoende inzichtelijk is, zodat de minister daar onder omstandigheden zonder nader medisch tegenonderzoek aan voorbij kan gaan.

Echter is het niet zo dat deze afdelingsuitspraak ook doorwerkt op de A-vraag. De stelling dat het iMMO alternatieve oorzaken ten onrechte terzijde heeft geschoven wordt niet gevolgd. Dit onderzoek betreft de vraag of er een causaal verband kan zijn tussen de medische problematiek van de vreemdeling in relatie tot het gestelde geweld in het land van herkomst. Het iMMO doet dus per definitie geen onderzoek naar andere oorzaken. De minister kan zonder onderbouwend medisch tegenonderzoek niet op goede gronden alternatieve oorzaken voor de medische problematiek van de vreemdeling aanwijzen. Daarmee heeft de minister onvoldoende betekenis toegekend aan het door de vreemdeling overgelegde iMMO-rapport.

Beroep gegrond. 
Rb Den Bosch, Nl25.7067, 15.12.25

EU: Council and European Parliament agree on EU list of safe countries of origin

The possibility to establish an EU list of safe countries of origin is an important piece of the 2024 Migration and Asylum Pact which will start applying from 12 June 2026. The following countries will be designated as safe countries of origin at EU level: Bangladesh, Colombia, Egypt, India, Kosovo, Morocco and Tunisia. EU accession candidate countries are also designated as safe countries of origin at Union level, unless there is a situation of international or internal armed conflict in the candidate country.

Under the 2024 asylum procedure regulation, adopted as part of the Asylum and Migration Pact, member states must apply an accelerated procedure for applicants from a safe country of origin and may carry it out at the border or in transit zones.

Member states will still be able to have their own national lists of safe countries of origin with additional non-EU countries other than those on the EU list.

The EU list of safe countries of origin will begin to apply at the same time as the asylum procedure regulation, on 12 June 2026.
https://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2025/12/18/asylum-policy-council-and-european-parliament-agree-on-eu-list-of-safe-countries-of-origin/, 18.12.25

RvS: geen automatische erkenning bij bigaam huwelijk

De minister van Buitenlandse Zaken heeft de aanvraag van appellante voor een Nederlands paspoort niet in behandeling genomen.

Appellante heeft de Marokkaanse nationaliteit en is in 2003 geboren in Marokko uit een bigaam huwelijk. Haar vader heeft de Nederlandse nationaliteit en haar moeder de Marokkaanse nationaliteit. Op 16 juni 2022 heeft appellante een Nederlands paspoort aangevraagd bij de Nederlandse ambassade in Rabat, Marokko. De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat appellante meerderjarig was toen zij door haar vader werd erkend en daarom niet door de erkenning de Nederlandse nationaliteit heeft verworven. Het bigame huwelijk heeft wegens strijd met de openbare orde naar Nederlands recht geen rechtsgevolgen en biedt dus geen basis voor het bestaan van familierechtelijke betrekkingen tussen appellante en haar vader.

Hoger beroep tegen Rb den Haag 23/5980, 6.6.24 ongegrond.
RvS 202404683/1/A2, 10.12.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:5978

Rb: vovo voor rechtmatig verblijf in beroep tegen intrekking chavez-status, belang ivm uitkering

Op 22 februari 2024 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor de vernieuwing van haar verblijfsdocument EU/EER. Op 14 november 2024 heeft verweerder een voornemen uitgebracht waarin is vermeld dat verzoekster niet langer voldeed aan de voorwaarden van haar verblijfsrecht vanaf het moment dat haar dochter meerderjarig was geworden op 23 augustus 2019. Verweerder de vernieuwingsaanvraag voor een verblijfsdocument afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van vier weken. Verzoekster mocht het bezwaar hiertegen in Nederland afwachten. In het bestreden besluit op bezwaar van 22 juli 2025 is verweerder hierbij gebleven. De uitspraak op het beroep hiertegen mag verzoekster niet in Nederland afwachten. De uitspraak op het tijdig aangevraagde verzoek om een voorlopige voorziening mag zij wel in Nederland afwachten. Omdat verzoekster hiermee geen (procedureel) rechtmatig verblijf heeft in Nederland, heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) opgeschort vanaf 8 augustus 2025.

Verzoekster heeft een vovo ingediend met als doel om procedureel rechtmatig verblijf te krijgen zodat ze weer recht krijgt op haar Anw-uitkering. Zij heeft aangevoerd dat zij op korte termijn in een financiële noodsituatie terecht zal komen nu haar Anw-uitkering is stopgezet.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze voorlopige voorzieningen- procedure zich niet leent voor een beoordeling van de kans van slagen van het beroep. Daarvoor acht zij de hoofdzaak inhoudelijk te complex en omvangrijk.

De voorzieningenrechter zal daarom een belangenafweging maken tussen de belangen van verzoekster bij toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening en de belangen van verweerder bij afwijzing van dat verzoek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze belangenafweging in het voordeel van verzoekster dient uit te vallen.

Rb Rotterdam NL25.36368, 24.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22336

MvA&M: boetes voor niet-melden illegaal verblijf, resp verblijf met licht inreisverbod

Aantal transacties

E822 – als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 Vw, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doet aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

E824 – als vreemdeling in NK verblijft, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd (anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vw)

illegaal verblijf van 1–15 dagen

51

 

illegaal verblijf van 15 dagen–3 maanden

65

 

illegaal verblijf van 2 jaar of langer

81

 

illegaal verblijf van 3–6 maanden

42

 

illegaal verblijf van 6 maanden–1 jaar

62

 

illegaal verblijf van 1-2 jaar

72

 

Periode illegaal verblijf onbekend

13

 

Voor een periode van 1–15 dagen

 

14

Voor een periode van 15 dagen–3 maanden

 

36

Voor een periode van 2 jaar of langer

 

83

Voor een periode van 3–6 maanden

 

19

Voor een periode van 6 maanden–1 jaar

 

51

Voor een periode van 1–2 jaar

 

74

Periode onbekend

 

4

Totaal

386

281

https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2025D49763, 3.12.25

Rb: BMA moet rekening houden met mentorschap als vorm van mantelzorg

De rechtbank overweegt dat mentorschap er is voor mensen die niet meer in staat zijn hun medische zaken zelf te regelen vanwege hun geestelijke of lichamelijke toestand. Mentorschap gaat verder dan mantelzorg. De rechtbank is daarom van oordeel dat mentorschap een essentieel onderdeel kan zijn van een medische behandeling op dezelfde wijze als mantelzorg dat kan zijn, omdat het de verbinding legt tussen de aangewezen zorg en het daadwerkelijk krijgen van deze zorg. Nu eiser een mentor heeft, moet het BMA zich daarom bij het geven van een advies daar rekenschap van geven. Dat betekent dat onderzocht moet worden of het mentorschap een essentieel onderdeel is van de medische behandeling en of deze noodzakelijk is om de behandeling te doen slagen….

De rechtbank stelt vast dat in het BMA-advies wordt benoemd dat eiser onder mentorschap staat, maar uit het advies blijkt niet dat onderzocht is in hoeverre het mentorschap een essentieel onderdeel is van eisers medische behandeling. Ook blijkt niet dat is onderzocht in hoeverre het mentorschap noodzakelijk is voor het slagen van de behandeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat het BMA-rapport op dat punt naar wijze van totstandkoming niet zorgvuldig en naar inhoud niet inzichtelijk. De minister mocht het BMA-advies daarom niet ten grondslag leggen aan het bestreden besluit. Nu de minister dit wel heeft gedaan, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar.

Deze beroepsgrond slaagt.
Rb Amsterdam NL24.40168 en NL24.40169, 19.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:23015

Rb: AMV-opvang Ethiopie mogelijk niet geschikt

De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er voor eiser in Ethiopië adequate opvang beschikbaar is. … De minister heeft onvoldoende onderzocht in hoeverre Bright Star in het individuele geval eiser adequate opvang aan hem biedt. Uit het rapport is niet op te maken dat de opvangvoorziening ook beschikbaar is voor minderjarigen die terugkeren uit het buitenland en ook is niet duidelijk of er op elk moment voldoende opvangplekken beschikbaar zijn. Bovendien heeft de minister ook ten onrechte nagelaten om na te gaan in hoeverre de individuele omstandigheden van eiser maken dat de opvangvoorziening voor hem geschikt zou zijn. Zo is niet duidelijk of er geschikte medische zorg beschikbaar is en of eiser onderwijs kan volgen aldaar.

De beroepsgrond slaagt.
Rb Groningen NL25.27969, 25.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22188

WBV 2025/23: criterium ‘afhankelijkheid’ ipv ‘zorgtaken’ bij Chavez-beoordeling

Naar vaste rechtspraak van het HvJ is het de afhankelijkheidsverhouding tussen een minderjarige burger van de Unie en de onderdaan van het derde land aan wie een verblijfsrecht wordt geweigerd, die het nuttig effect van het burgerschap van de Unie in het geding kan brengen, aangezien die afhankelijkheid ertoe kan leiden dat de burger van de Unie als gevolg van die weigering gedwongen zal zijn niet alleen het grondgebied van de lidstaat waarvan hij de onderdaan is, maar eveneens het grondgebied van de Unie als geheel te verlaten.

Dat neemt enerzijds echter niet weg dat een afhankelijkheidsverhouding doorgaans niet voorstelbaar is als een betrokkene niet meer dan marginale zorg- en/of opvoedingstaken verricht. Anderzijds is het verrichten van meer dan marginale zorg- en/of opvoedingstaken niet zonder meer voldoende voor het doen ontstaan van een afhankelijkheidsverhouding.

WBV 2025/23, 26.11.25 in Staatscourant 2025, 40257, 2.12.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-40257.html

Pagina's