Eiser is overgenomen van de Duitse autoriteiten. De Duitse autoriteiten hebben bij de aankondiging van de feitelijke overdracht aangegeven dat eiser ernstig ziek is, eiser behandeld wordt en dat de behandeling moet worden voortgezet na de overdracht. Tevens is een brief bijgevoegd van een Duitse arts waarin is vermeld dat eiser kanker heeft, wordt behandeld met chemotherapie en medicijnen en deze behandeling moet worden voortgezet
Eiser is in Nederland voorafgaand aan oplegging van de maatregel gezien door een schouwarts, heeft een medische intake gehad en heeft een gesprek met de inrichtingarts gevoerd. De rechtbank stelt evenwel vast dat de in Duitsland ingezette chemotherapie en medicamenteuze behandeling niet is gecontinueerd in bewaring.
Verweerder heeft een zorgplicht ten aanzien van de vreemdelingen die hij in bewaring stelt en houdt. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verweerder deze zorgplicht op grove wijze heeft geschonden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring door het onthouden van noodzakelijke medische zorg van aanvang af onrechtmatig ten uitvoer is gelegd en gelast onmiddellijke opheffing en onmiddellijke invrijheidstelling,
Rb Roermond NL25.30604, 24.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:13522
Eiser is sinds 2000 actief binnen de Wesley Methodist Church, hij werkt al ruim tien jaar als vrijwilliger bij het Wereldhuis en andere organisaties voor ongedocumenteerden en daklozen in Den Haag, en geeft sinds 2019 lezingen op scholen over zijn situatie. Ook heeft hij medische klachten, waaronder suikerziekte en hoge bloeddruk die zodanig ernstig zijn dat uitblijven van noodzakelijke medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn (drie tot zes maanden) tot gevolg zullen hebben.
De rechtbank is, enigszins terughoudend toetsend, van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de onderbouwde stelling van eiser dat de noodzakelijke medische zorg voor hem niet, althans onvoldoende, feitelijk toegankelijk is in Ghana. Eiser heeft tijdens de besluitvormingsfase onder meer onderbouwd wat het gemiddelde inkomen is in Ghana en wat de gemiddelde kosten zijn voor zijn noodzakelijke medische behandelingen. Tussen deze twee bedragen zit een enorm groot verschil. De stelling van verweerder dat eiser (financiële) steun kan inroepen bij onder meer charitatieve instellingen, de kerk en NGO’s, dan wel dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen zorgverzekering kan afsluiten in Ghana, vindt de rechtbank in dit geval onvoldoende om te concluderen dat eiser niet heeft aangetoond dat de medische zorg voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Eiser heeft in beroep een brief van arts [naam] overgelegd waarin wordt aangegeven dat eiser bij terugkeer naar Ghana voor de verkrijging van zijn noodzakelijke behandelingen afhankelijk zal zijn van de aanwezigheid van NGO’s of van een nog op te bouwen lokaal netwerk van mantelzorgers en vrienden. Ook blijkt uit deze brief dat veel van de voorgeschreven medicatie niet onder de NHIS-dekking valt en eiser zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf van de medicatie. De arts heeft aangegeven dat het voorgaande aanzienlijke gezondheidsrisico’s voor eiser met zich meebrengt. Ook heeft de arts aangekaart dat de sociale impact van onbehandelde epilepsie niet kan worden onderschat, nu er in Ghana een stigma rond epilepsie hangt waardoor het risico bestaat dat eiser – als hij zijn medicatie niet kan verkrijgen – sociale isolatie zal ervaren en daardoor essentiële sociale ondersteuning zal verliezen. De arts concludeert dat de combinatie van de beperkte NHIS-dekking, de hoeveelheid medische kosten die eiser zelf zal moeten betalen, de ontoereikende medicatiebeschikbaarheid en de sociale barrières het voor eiser moeilijk maken om adequate zorg te verkrijgen. …
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het kader van eisers privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM in zijn nadeel is uitgevallen. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.
Rb den Haag NL25.15564 en NL25.15565, 10.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:13280
Uit het advies van het BMA volgt dat eiser bekend is met Systemische Lupus Erythemadoses (SLE) leidend tot ontstekingen waardoor schade aan huid, bloedvaten en organen ontstaat. Ook heeft eiser Hepatitis B en pijnklachten aan zijn voeten en handen. Eiser staat voor zijn medische klachten onder behandeling. Bij uitblijven van behandeling wordt een medische noodsituatie verwacht binnen drie tot zes maanden. Eiser is in staat om te reizen. ….
De rechtbank is duidelijk geworden dat eisers aandoening een ernstige medische aandoening is die niet veel voorkomend is. Eiser heeft verklaard dat zijn broer aan deze ziekte is overleden. De aandoening is bij eiser inmiddels aardig onder controle dankzij de behandeling die hij krijgt. Voor eiser is het dus van groot belang dat zijn behandeling kan worden voortgezet en de zorg voor hem feitelijk toegankelijk is. Uit het toetsingskader volgt dat het in de eerste plaats aan eiser is om aannemelijk te maken dat de door hem benodigde medische zorg feitelijk voor hem niet toegankelijk is.
Eiser heeft met de verwijzing naar de medicatielijst van NHIS aannemelijk gemaakt dat niet alle voor hem noodzakelijke medicatie wordt vergoed door de zorgverzekering. Ook de door eiser geraadpleegde arts geeft aan dat de zorgverzekering slechts de basis dekt en zelfs als een behandeling vergoed zou moeten worden, betekent dat in de praktijk niet altijd dat dit gebeurt. Dat betekent dat eiser inkomen moet genereren om zijn medicatie te kunnen betalen. Eiser heeft tijdens de hoorzitting aangegeven altijd pijn te hebben en erg moe te zijn, ondanks de behandeling die hij krijgt. Eisers arts bevestigt ook de pijnklachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem moeilijk zal zijn inkomen te genereren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser niet in de gelegenheid is een onderzoek te laten doen naar zijn mate van inzetbaarheid. Eiser heeft immers geen toegang tot deskundigen, zoals verweerder. Verweerder kan dit niet aan eiser tegenwerpen. Het had op de weg van verweerder gelegen compensatie te bieden voor eisers bewijsnood, bijvoorbeeld door het benoemen van een medisch deskundige die wel een oordeel kan geven over eisers mogelijkheden om inkomen te genereren.
Wanneer eiser geen inkomen kan genereren, is eiser afhankelijk van steun vanuit de overheid of van derden. Eiser heeft geen familie meer in Ghana op wie hij kan terugvallen voor steun. Uit de brief van de heer [naam 2] volgt dat in Ghana de gemeenschap vaak wel steun geeft, maar die steun is beperkt en niet levenslang. Eiser heeft die steun wel levenslang nodig, zoals blijkt uit het BMA-advies. Verder heeft (de gemachtigde van) eiser geprobeerd informatie te verkrijgen over de mogelijkheden in Ghana. Zo zijn er vragen gesteld over de beschikbare zorg en medicatie bij apotheken en ziekenhuizen en is navraag gedaan bij NHIS. Eiser heeft daarvan diverse e-mails overgelegd. Eisers gemachtigde verklaarde dat er, ondanks herhaald verzoek, geen reactie is gekomen. De rechtbank stelt vast dat het voor eiser moeilijker is om, vanuit Nederland, aan informatie te komen dan dat dit voor verweerder is. Eiser stelt terecht dat er sprake is van een ongelijk speelveld. Ook op dit punt is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser tegemoet had moeten komen in zijn bewijsnood door bijvoorbeeld in contact te treden met Ghanese overheidsinstanties.
Eiser heeft gedaan wat binnen zijn mogelijkheden lag om aan informatie en bewijs te komen. Uit de aangevoerde informatie blijkt dat er geen zekerheid bestaat dat hij inkomen kan genereren. Daarmee staat niet vast dat de benodigde medische zorg en behandeling voor eiser toegankelijk is. Gezien de ernst van eisers ziektebeeld, moet hier duidelijkheid over zijn. Verweerder heeft onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan en zal dus nader onderzoek moeten verrichten.
Het beroep is gegrond.
Rb Middelburg NL24.32598, 28.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:13941
Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Hij vraagt een vergunning als ongehuwde partner van zijn partner met de Griekse nationaliteit….
In bezwaar heeft eiser bewijsstukken overgelegd –de inschrijving in de BRP, foto’s, whatsappgesprekken in de Turkse taal, een relatieverklaring, een huurovereenkomst, een boekingsbevestiging van een reis naar Turkije, een boeking bij Europarcs Zuiderzee, bonnetjes van een bezoek aan Madurodam, verschillende facturen, een afsprakenkaart van de tandarts, een KvK-uittreksel, salarisstroken, een arbeidsovereenkomst, twee ov jaarkaarten, bankafschriften van referente en eiser – om zijn aanvraag te onderbouwen, maar volgens verweerder tonen deze stukken niet aan dat eiser en referente een duurzame relatie hebben en feitelijk met elkaar samenwonen gedurende een periode van minimaal zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en referente een duurzame en exclusieve relatie hebben. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser en referente al een lange tijd samenwonen. Ook heeft eiser meerdere facturen en poststukken overgelegd om het daadwerkelijk samenwonen te onderbouwen. Ondanks dat deze facturen en poststukken niets zeggen over oprechtheid van de relatie met referente tonen deze wel aan dat eiser al langere tijd gebruik maakt van hetzelfde adres als referente. Verweerder heeft ook onvoldoende acht geslagen op de hoeveelheid andere indicatieve bewijsstukken die iets zeggen over de samenwoning en de relatie van eiser en referente. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee nagelaten de overgelegde bewijsstukken in onderlinge samenhang te bezien.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referente.
Rb den Haag NL25.12470 en NL25.12474, 9.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:13277
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid tussen onderdanen van landen die zijn vrijgesteld van het inburgeringsvereiste en onderdanen van landen die niet zijn vrijgesteld. Verweerder heeft dus in strijd gehandeld met artikel 14 van het EVRM.
Het beroep is gegrond.
Rb Middelburg NL24.25338, 31.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:14301
Tot 4 september 2025 behouden alle derdelanders het recht op gemeentelijke opvang, bijbehorende voorzieningen, zorg op grond van de RMO en mogen zij blijven werken volgens de regels die gelden voor ontheemden op grond van de RooO. Daarna stopt dit recht. Dat heeft gevolgen voor de derdelanders zelf, gemeenten, opvanglocaties en gasthuishoudens. Het onderliggende informatiepakket informeert en ondersteunt gemeenten bij het proces rondom het einde van de bevriezingsmaatregel, zoals de beëindiging van de opvang.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat de overgelegde lp is afgegeven door bevoegde autoriteiten (de Burundese ambassade in Den Haag), en daarop identiteitsgegevens zijn vermeld en een pasfoto bevat. Evenmin is in geschil dat de lp door Bureau Documenten echt is bevonden. Dat in het kader van de eerdere asielprocedures de identiteit, nationaliteit en herkomst van verzoeker ongeloofwaardig zijn geacht op basis van de toen overgelegde documenten en deze besluiten in rechte vaststaan, vormt op zichzelf geen argument om hieraan voorbij te gaan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een echt bevonden lp afgegeven door bevoegde autoriteiten in algemene zin een zekere bewijswaarde kan hebben ten aanzien van de identiteit van een vreemdeling. Hierbij is mede van belang dat niet is gebleken dat de geboorteakte waarop de lp is gebaseerd zelf vals zou zijn bevonden, dat verzoeker stelt dat hij, naast het verstrekken van de geboorteakte, in het kader van de lp een gesprek heeft gehad met twee medewerkers van de ambassade over zijn familie en woonplaats en dat in het bestreden besluit is aangegeven dat het in het voornemen beschreven (telefonisch) gedane onderzoek bij de Burundese autoriteiten naar de lp-verstrekking, komt te vervallen. Gelet op het voorgaande kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het beroep op dit moment een redelijke kans van slagen niet worden ontzegd.
De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening toe,
Rb Utrecht NL25.28431, 18.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:13952
Een verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land kan in het kader van een versnelde procedure aan de grens worden afgewezen wanneer zijn land van herkomst door een Lidstaat als 'veilig' wordt aangewezen. Het Hof van Justitie preciseert dat Lidstaten dit kunnen doen door middel van een wetgevingshandeling, op voorwaarde dat een rechter doeltreffend kan toetsen of de in het Unierecht gestelde materiële voorwaarden zijn vervuld. De verzoeker en de nationale rechter moeten toegang hebben tot de informatiebronnen waarop deze aanwijzing berust.
Een Lidstaat mag een land niet in de lijst van veilige landen van herkomst opnemen indien dit land niet aan zijn gehele bevolking voldoende bescherming biedt.
HvJ EU Joined Cases C-758/24 | [Alace] and C-759/24 | [Canpelli], 1.8.25
https://curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-758/24
De minister heeft het asielverzoek van de Eritrese vreemdeling niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is. De vreemdeling vreest voor terugkeer naar Frankrijk omdat zij daar veelvuldig is verkracht door haar voormalige werkgever en is mishandeld door zijn vrouw. Zij heeft een hoog suïciderisico. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister op basis van het C.K.-arrest rekening dient te houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit een overdracht zouden voortvloeien.
De Afdeling oordeelt als volgt. Wanneer een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen aantonen waartoe een overdracht zelf zou kunnen leiden, moet de minister bij het nemen van het overdrachtsbesluit beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. Deze vergewisplicht is aanwezig wanneer het suïciderisco van een asielzoeker als gevolg van overdracht door een medisch deskundige hoog wordt ingeschat. In dit bijzondere geval blijkt uit de actuele en gedetailleerde medische informatie van diverse behandelaren een zorgwekkende psychische toestand van de vreemdeling in relatie tot overdracht aan Frankrijk. De minister heeft daarmee niet voldaan aan de vergewisplicht van het C.K.-arrest.
Hoger beroep tegen Rb Den Bosch NL24.12742, 22.1.25 ongegrond.
ABRvS 202500591/1, 18.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:3297
De Afdeling heeft in ABRvS 23 juli 2025 geoordeeld dat Dublinoverdrachten van alleenstaande niet kwetsbare mannen aan België niet langer zijn toegestaan. Per direct kan in een aantal Dublin België zaken niet meer worden beslist. Het betreft hier zaken van alleenstaande niet-kwetsbare mannen. Op zaken van gezinnen, vrouwen en kwetsbare mannen kan wel worden beslist. In lopende beroepszaken zal de beschikking worden ingetrokken. De gevolgen voor andere stappen in de Dublinprocedure worden nog besproken.