Nieuws

RvS: 3-mnd termijn voor terugname start bij loopbrief

De vreemdelingen stellen dat het verzoek tot terugname niet tijdig is ingediend.

De Afdeling overweegt als volgt. De vreemdelingen hebben op 6 september 2022 een zogenaamde loopbrief ontvangen. Op 7 december 2022 heeft de staatssecretaris vervolgens de Duitse autoriteiten verzocht om de vreemdelingen terug te nemen, waarna de volgende dag met dit verzoek is ingestemd. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Mengesteab geoordeeld dat het Duitse document dat aan een vreemdeling wordt afgegeven waaruit blijkt dat hij zich als asielzoeker heeft aangemeld, terwijl het asielverzoek nog niet is ingediend, de termijn voor het doen van een terugnameverzoek kan doen aanvangen. De in Ter Apel afgegeven loopbrief is, gelet op de gegevens op de loopbrief, naar zijn aard en wat betreft de functie vergelijkbaar met het document in de zaak die voorlag in het arrest Mengesteab. Het Hof heeft geconcludeerd dat een door een overheidsinstantie opgesteld document dat geldt als bewijs dat een vreemdeling om internationale bescherming heeft verzocht, moet worden beschouwd als een proces-verbaal in de zin van artikel 20, tweede lid, Dublinverordening. Een vreemdeling wordt dus ten tijde van de afgifte van een loopbrief geacht een verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend.

De termijn van drie maanden is afgelopen op 6 december 2022 en het terugnameverzoek is dus niet tijdig ingediend.

Hoger Beroep tegen Rb Utrecht NL23.4481, NL23.4487 en NL23.4493, 7.4.23, gegrond.
ABRvS 202302386/1, 21.9.23
ECLI:NL:RVS:2023:3569

IB 2023/65: Uiterste Overdrachtsdatum (UOD) in Dublinzaken

In de Dublinpraktijk is gebleken dat er verschillende interpretaties worden gehanteerd, ook tussen lidstaten onderling, bij de berekening van de Uiterste Overdrachtsdatum of de Uiterste Overdrachtstermijn (UOD), zoals neergelegd in de Dv. Dit interpretatieverschil doet zich met name voor in geval van elkaar opvolgende omstandigheden, zoals strafrechtelijke detentie, MOB en/of een rechtsmiddel met schorsende werking.

Dit informatiebericht biedt handvatten voor (de berekening van) de UOD in het algemeen en in het bijzonder indien er sprake is van een combinatie van de omstandigheid zoals genoemd in art. 29 lid 1 Dv (aanvangsmoment) en/of de omstandigheden zoals genoemd in art. 29 lid 2 Dv (verlengings-mogelijkheden). Verder geeft dit informatiebericht de Nederlandse interpretatie weer bij de verschillende situaties die kunnen ontstaan.

IB 2023/65, 13.9.23
https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1316184_1/1/

RvS: wel Dublinoverdracht naar Kroatie

De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is daarvoor. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat hij voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. 

De Afdeling oordeelt als volgt. De staatssecretaris betoogt terecht dat hij op adequate en afdoende wijze invulling heeft gegeven aan de eerder door de Afdeling opgelegde onderzoeksplicht. Ter onderbouwing van de conclusie dat Dublinclaimanten worden toegelaten tot de asielprocedure heeft hij vooral verwezen naar de brief van 15 november 2022 van de Kroatische autoriteiten en de bijlage bij die brief met het antwoord op vragen van de staatssecretaris over de asielprocedure van aan Kroatië overgedragen Dublinclaimanten. Uit de brief volgt dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om te worden uitgezet zonder behandeling van- of tijdens hun asielverzoek. Daarbij hebben de autoriteiten zich ook bereid verklaard om in voorkomende gevallen individuele garanties af te geven.

Anders dan de rechtbank heeft overwogen, wordt de informatie van de Kroatische autoriteiten niet weersproken door de brief van VWN van 28 februari 2023, het e-mailbericht van CPS van 13 februari 2023 en de getuigenissen van Border Violence Monitoring Network, nu deze stukken geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat Dublinclaimanten niet worden opgenomen in de nationale asielprocedure, mede nu deze stukken gaan over een andere of ruimere periode dan in deze zaak voorligt. Dit nu de brief van VWN verwijst naar incidenten aan de buitengrenzen van Kroatië, de rapporten van CPS gaan over 2020 en 2021, en er geen concreet bewijs is dat Dublinclaimanten te maken hebben met pushbacks. De staatssecretaris heeft zicht terecht op het standpunt gesteld dat hij op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Hoger beroep van de staatssecretaris tegen Rb den Haag nr. NL23.6781,1.6.23 gegrond. 
ABRvS 202303599, 13.9.23
ECLI:NL:RVS:2023:3411

RvS: nader onderzoek nodig naar situatie Dublinclaimanten in Polen

De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.

In het licht van de zaken die de Afdeling op 14 december 2022 op zitting heeft behandeld over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Polen, en de prejudiciële vragen die de rechtbank ’s‑Hertogenbosch, op 15 juni 2022 heeft gesteld over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

tegen Rb Rotterdam NL23.18810, 6.9.23
RvS 202305843/2/V3, 12.9.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3486

Rb: mogelijk geen opvang voor vrouw met baby in Frankrijk

De vreemdeling stelt dat een overdracht naar Frankrijk zal leiden tot materiële deprivatie. 
De rechtbank oordeelt als volgt. ... Uit het AIDA-rapport 2022 blijkt dat ondanks inspanningen van de Franse autoriteiten ongeveer 40% van de asielzoekers in Frankrijk geen opvangplek hadden eind 2022. Ook blijkt dat niet iedere Dublinclaimant in Frankrijk direct toegang zal krijgen tot de opvang, waardoor er dus ook een reëel risico bestaat voor de vreemdeling en haar negen maanden oude baby om op straat te belanden en tijdelijk verstoken blijft van de noodzakelijke voorzieningen voor (de verzorging van) haar baby. Dit levert een reëel risico op schending van art. 3 EVRM op.

De staatssecretaris dient dit risico af te zetten tegen het gegeven dat de vreemdeling een alleenstaande vrouw is met een baby, en daardoor als kwetsbaar moet worden beschouwd. Verder moet de staatssecretaris onderzoeken wat een feitelijke overdracht aan Frankrijk voor de vreemdeling en haar baby zal betekenen en moet dit meegenomen worden in de overweging van art. 17 Dvo.

Beroep gegrond.
Rb Amsterdam, NL23.18109, 15.9.23

CAK: aantallen ongedocumenteerde zorgvragers

NOS/ CAK: aantal zorgconsulten ongedocumenteerden groeit                    

Werden er in 2020 nog zo'n 37.461 declaraties ingediend door zorgverleners onder de Regeling Onverzekerbare Vreemdelingen, in 2021 waren dat er 43.108 en in 2022 is dat aantal gegroeid tot 58.554. De bedragen die onder de regeling weden uitgekeerd groeiden van 43 miljoen euro in 2019 naar 51,4 miljoen in 2022.

https://nos.nl/artikel/2489440-steeds-vaker-doen-mensen-zonder-verblijfsvergunning-een-beroep-op-zorg, 6.9.23


NB: eerder deelde CAK cijfers per zorgvrager:

Volgens CAK is er in 2016 voor 12.068 personen zorg gedeclareerd en in 2017 voor 12.894 personen. In beide jaren gaat het om iets meer mannen (51%) dan vrouwen (49%). Bijna de helft is tussen de 25 en 45 jaar oud. Een vijfde is jonger dan 25 jaar en een derde ouder dan 45 jaar. De jongste is nul jaar en de oudste 108 jaar. Tussen beide jaren doen zich hierin niet of nauwelijks verschillen voor. De onverzekerbare vreemdelingen blijken verder afkomstig te zijn uit een groot aantal landen. In 2017 zijn de meesten afkomstig uit Marokko (6,4%), Syrië (4,1%), Turkije (3,9%), Armenië (3,6%) en Suriname (3,4%). In 2016 is de top vier hetzelfde, maar is het vijfde land Nigeria (3,5%).

Ruim een vijfde (21%) van alle onverzekerbare vreemdelingen komt uit de GGD-regio Amsterdam, 16% uit de regio Haaglanden, 10% uit de regio Rotterdam-Rijnmond en 9% uit de regio Utrecht. Deze GGD-regio’s hebben een vergelijkbare omvang van ruim een miljoen inwoners. De eerste GGD-regio buiten de Randstad met relatief veel onverzekerbare vreemdelingen die zorg hebben ontvangen in 2017 is Groningen met 6%. Wat verder opvalt is dat in de Randstad de onverzekerbare vreemdelingen vaak uit Marokko afkomstig zijn en dat het buiten de Randstad vaker gaat om personen afkomstig uit Armenië, Suriname, Afghanistan, Mongolië, Syrië en Irak. Vaak gaat het in een regio hierbij om een kwart tot de helft van het totale aantal onverzekerbare vreemdelingen dat uit een specifiek land afkomstig is. Er lijkt met andere woorden sprake van een zekere mate van concentratie van onverzekerbare vreemdelingen in diverse regio’s.

WODC: Vooronderzoek data en methoden illegalenschatting, sept18
https://www.wodc.nl/binaries/2917_Volledige_Tekst_tcm28-356573.pdf

Rb: verwarde toestand geen reden lichter middel, toets directie mogelijk

De rechtbank stelt vast dat eiser een verwarde indruk maakt. Dit volgt zowel uit het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling als uit hetgeen door de rechtbank is waargenomen ter zitting. Dit maakt echter nog niet dat eiser niet in bewaring kan worden gesteld.

Verder ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd op dit moment, ondanks de vastgestelde verwarde indruk die eiser maakt, geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel dan bewaring had moeten opleggen en om de belangenafweging in dit kader in het voordeel van eiser te laten uitvallen. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Verder is in de maatregel van bewaring overwogen dat de medische zorg voor wie in detentie verblijft gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij en dat voor mensen die zich met moeite kunnen handhaven gespecialiseerde zorg aanwezig is. Als niet voldoende zorg kan worden gegeven, zal eiser worden overgeplaatst naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling. De staatssecretaris heeft hierbij de verwarde indruk die eiser maakte tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en zijn verklaring dat hij in Hongarije in een psychiatrische inrichting heeft verbleven specifiek betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris met deze motivering kunnen volstaan. Indien eiser een onderzoek wil laten verrichten naar zijn detentiegeschiktheid staat daartoe een procedure bij de directie van het detentiecentrum open.

Rb Groningen NL23.23437, 30.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:12921

Rb: detentie onnodig bezwarend ivm onheuse bejegening Schiphol en geen actie directie

De medewerkster van Vluchtelingenwerk op Schiphol schrijft het volgende: “Ongeveer 6 dagen geleden hebben de broers de pasjes bij de beveiliging achtergelaten, zoals hoort als bewoners de afdeling verlaten. Toen ze de pasjes terugkregen zagen ze dat een nep ID van [de persoon 2] op de achterkant van de pasjes geplakt was. Ze werden door de medewerkers ook gegroet met hallo [de persoon 2] (of iets dergelijks). Ze gaven gelijk aan dat ze zich zeer gekwetst voelden om geassocieerd te worden met iemand die juist grote rol heeft gespeeld in alle ellende waarin [land] zich nu bevindt. Maar sindsdien worden ze nog steeds door deze twee medewerkers op en/of nageroepen als " [de persoon 2] ." Vanwege vrees voor represailles durven ze (nog) geen klacht in te dienen bij de Commissie van Toezicht tegen desbetreffende medewerkers.”Op vragen van de rechtbank heeft de advocaat verder bevestigd dat eisers zich niet langer veilig voelen, omdat ze onheus worden bejegend in het detentiecentrum. De gemachtigde heeft vervolgens nog benadrukt dat het indienen van een klacht niet de gevoelens kan wegnemen bij eisers, terwijl die gevoelens de detentie voor hen onevenredig zwaar maken....

De rechtbank ziet aanleiding om de door eisers aangevoerde klachten over hun bejegening in het detentiecentrum bij de beoordeling van de beroepen te betrekken. Daarbij is voor de rechtbank doorslaggevend dat verweerder gedurende de periode dat een vreemdeling van zijn vrijheid ontnomen is voortdurend moet beoordelen of voortzetting daarvan nog evenredig is. Van verweerder mag in dit verband een actieve houding verwacht worden wanneer een vreemdeling serieuze signalen aandraagt dat zijn situatie voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel onevenredig maakt.

Naar het oordeel van de rechtbank kan in een geval als hier aan de orde niet worden volstaan met een verwijzing naar de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de directeur van de inrichting of bij de Commissie van Toezicht bij het detentiecentrum. Dit omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het subjectieve gevoel van veiligheid van de in detentie verblijvende vreemdelingen is aangetast. De rechtbank betrekt hierbij dat het gaat om vreemdelingen die aan de grens asiel aanvragen, waarbij het denkbaar is dat zij in hun land van herkomst al onder onveilige en bedreigende omstandigheden hebben geleefd. De omstandigheid dat eisers kennelijk niet worden behandeld met het respect dat zij mogen verwachten, en zich daardoor angstig en onveilig voelen, maakt de voortduring van de maatregelen voor hen daarom al onevenredig bezwarend.

Rb Amsterdam NL23.15720, 7.6.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:13559

RvS: politiecel niet geschikt voor vreemdelingendetentie

De staatssecretaris klaagt tevergeefs dat de rechtbank de bewaring ten onrechte ambtshalve onrechtmatig heeft geacht vanwege de plaatsing van de vreemdeling in een politiecel. Voor bewaring moet gebruik gemaakt worden van een gespecialiseerde inrichting. Dit is een Unierechtelijke voorwaarde, waarvan de bewaringsrechter de niet-naleving als daar aanleiding toe is ambtshalve moet vaststellen.

Volgens het Hof van Justitie mag een vreemdeling alleen in een niet-gespecialiseerde inrichting worden geplaatst als de bijzondere omstandigheden van het geval dat rechtvaardigen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig is geweest.

RvS 201906603/1/V3, 7.9.23
ECLI:NL:RVS:2023:3409

 

RvS: geen status medisch voor zieke Somalier met strafblad, wel art-64

In deze zaak is niet in geschil dat Nederland voor de vreemdeling het meest aangewezen land is voor het ondergaan van de medische behandeling. De staatssecretaris mag de door de vreemdeling gepleegde strafbare feiten echter aan hem tegenwerpen ter bescherming van de openbare orde. Hij heeft de aanvraag dan ook om die reden kunnen afwijzen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft hij daarbij niet hoeven motiveren of de vreemdeling binnen afzienbare tijd in Somalië kan worden behandeld. Dat komt namelijk aan de orde bij de beoordeling of de vreemdeling uitstel van vertrek moet worden verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Artikel 64 van de Vw 2000 vormt met andere woorden een vangnet om te voorkomen dat artikel 3 van het EVRM wordt geschonden. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Zij heeft ook niet onderkend dat het mogelijk herhaaldelijk verlenen van uitstel van vertrek geen grond is voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier. Ten slotte staat de wet niet in de weg aan het herhaaldelijk verlenen van uitstel van vertrek zo lang dat nodig is om schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen.

Verder heeft de rechtbank ten onrechte bij haar oordeel betrokken dat de vreemdeling opnieuw uitstel van vertrek zal krijgen en voor een langere periode in Nederland zal mogen blijven, en dat de afwijzing van de aanvraag om die reden niet geschikt is om de bescherming van de openbare orde te bereiken. Dat de medische problematiek van de vreemdeling dan wel de situatie in Somalië niet binnen afzienbare tijd veranderen, maakt namelijk niet dat de afwijzing van de aanvraag niet geschikt is om de openbare orde te beschermen. Zoals de staatssecretaris terecht aanvoert, leidt de afwijzing er namelijk toe dat de vreemdeling niet de mogelijkheid krijgt om zich langdurig rechtmatig in Nederland te vestigen en op enig moment voortgezet verblijf aan te vragen zolang het belang van de openbare orde zich daartegen verzet.

Dat de staatssecretaris jaarlijks zal beoordelen of aan de vreemdeling opnieuw uitstel van vertrek moet worden verleend, maakt niet dat de afwijzing voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is. Weliswaar blijkt uit het rapport van psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia dat structurele dagbesteding, gezonde financiën, passende huisvesting en het opbouwen van pro-sociale steun belangrijke elementen zijn in het kader van recidivepreventie, maar daaruit volgt niet dat de vreemdeling een verblijfsvergunning moet worden verleend.

Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de afwijzing van de aanvraag evenredig is.De grief slaagt.

RvS 202203097/1/V3, 28.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3251

Pagina's