bezoek ook onze andere websites: www.meldpuntvreemdelingendetentie.nl / www.basicrights.nl / www.iedereen-aandeslag.nl / www.iLegalevrouw.nl
Conform het Regeerprogramma wordt gewerkt aan een uitbreiding van de ongewenstverklaring. De ongewenstverklaring, in samenhang met artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, is een nationale maatregel die het mogelijk maakt om onrechtmatig in Nederland verblijvende criminele – en daarmee overlastgevende – vreemdelingen een gevangenisstraf (van ten hoogste zes maanden) op te leggen, als zij voor misdrijven zijn veroordeeld en weigeren terug te keren. Om de ongewenstverklaring beter inzetbaar te maken onderzoek ik – uiteraard in nauwe samenwerking met de uitvoering - de mogelijkheden voor uitbreiding.
https://open.overheid.nl/documenten/dpc-f694d183e5e79e1cc85467229d7b9f804d5c98ab/pdf, 25.10.24
De Armeense vreemdelingen hebben een asielaanvraag in Nederland ingediend. De staatsecretaris heeft hun asielaanvragen afgewezen en heeft hierbij verwezen naar een eerder, definitief geworden terugkeerbesluit. De rechtbank van Roermond heeft prejudiciële vragen gesteld over het non-refoulement beginsel in het kader van illegaal verblijvende vreemdelingen.
Het Hof verklaart voor recht:
Ingevolge artikel 5 TRi en artikel 19 lid 2 Hv, is de administratieve autoriteit verplicht om bij de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning te verifiëren of het beginsel van non-refoulement is gerespecteerd. Een terugkeerbesluit herleeft niet automatisch na een geschorste procedure die niet met een verzoek om internationale bescherming is ingeleid. In dat geval is een actuele beoordeling van het refoulementrisico vereist, wat betekent dat een nieuw terugkeerbesluit moet worden opgelegd. Ook als er geen geschorst terugkeerbesluit is, maar een besluit dat langdurig niet is uitgevoerd, blijft de verplichting om de actuele risico’s van refoulement te beoordelen bestaan.
Ingevolge artikel 47 Hv, gelezen in samenhang met artikel 4, artikel 19 lid 2 Hv en artikel 5 TRi, is een rechterlijke autoriteit verplicht om ambtshalve eventuele niet-naleving van het beginsel van non-refoulement vast te stellen op basis van de gegevens in het dossier die haar ter kennis zijn gebracht en die zijn aangevuld of verduidelijkt tijdens de procedure op tegenspraak. De omvang van deze verplichting is niet afhankelijk van of de procedure op tegenspraak is ingeleid met een verzoek om internationale bescherming. In beide gevallen, of het nu gaat om toelating of terugkeer, moet de rechter de risico’s van refoulement in acht nemen.
HvJEU (Ararat t. Nederland), C‑156/23, 17.10.24
ECLI:EU:C:2024:892
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-156/23
> IB 2024/64 - Reguliere aanvraag en opnieuw onderzoeken art. 3 EVRM-situatie
https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1347756_1/1/, 21.10.24
Uit recente cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat meer dan 420 kinderen al langer dan vijf jaar wachten op een definitief besluit over hun verblijfsstatus. Deze kinderen, die in 2019 of eerder hun asielprocedure zijn gestart, verkeren al jaren in onzekerheid over hun toekomst in Nederland. De kinderen komen voornamelijk uit landen zoals Nigeria, Irak, Iran, Oekraïne en Eritrea. (4.10.24)
Volgens cijfers die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft gedeeld met EenVandaag, verblijven 251 kinderen in COA-opvanglocaties die al meer dan vijf jaar op hun verblijfsvergunning wachten. (14.8.24)
In de periode van 1 januari 2020 tot en met 11 oktober 2024 heeft de DG IND ten aanzien van 23 personen gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid. In 2020: 8 personen, in 2021: 0 personen, in 2022: 6 personen, in 2023: 9 personen en in 2024: 0 personen.
https://open.overheid.nl/documenten/dpc-1bf12a21c746873cfa363b63db7d19374e2f6e7a/pdf, 24.10.24 (Vraag 88)
https://open.overheid.nl/documenten/dpc-0e91ca0ae21e88cdeccdb55b5cbe4ec8dd4e4e47/pdf, 24.10.24
Van de hoorplicht in bezwaar mag alleen worden afgezien, wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de naar voren gebrachte bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit.… In de situatie dat een vreemdeling in de bezwaarfase nog niet alle relevante informatie en bewijsstukken heeft overgelegd die van hem worden verlangd, of de situatie waarin er - om welke reden dan ook - nog onduidelijkheden over het te beoordelen feitencomplex bestaan, komt volgens de Afdeling bijzonder belang toe aan het uitgangspunt dat de vreemdeling wordt gehoord. De vraag of in een dergelijk geval afgezien kan worden van horen is volgens de Afdeling afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden die daarbij moeten worden meegewogen zijn onder andere:
De vuistregel bij deze beoordeling is volgens de Afdeling dat naarmate de belanghebbende meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met de minister heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt hem uit te nodigen voor een hoorzitting. Als alle mee te wegen omstandigheden wijzen op een twijfelgeval, moet een belanghebbende worden uitgenodigd voor een hoorzitting.
Naar het oordeel van de rechtbank kon de minister in dit geval niet van horen afzien. Hiervoor is allereerst van belang dat eiseres in bezwaar feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die niet al voorafgaand aan de bezwaarprocedure afdoende zijn onderzocht en zijn meegewogen. Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat de minister niet heeft onderkend dat psychische problemen mede aan haar aanvraag ten grondslag liggen, dat het aan de vele overplaatsingen van eiseres te wijten is dat de medische behandeling voor deze problemen nog niet was opgestart en daarom niet in de gevraagde informatie kon worden voorzien. Dit waren nieuwe argumenten of gezichtspunten, waarvan niet op voorhand kon worden gezegd dat deze redelijkerwijs het primaire besluit niet anders zouden kunnen maken.
De beroepsgrond slaagt.
Rb Arnhem NL24.19546, 24.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17573
De vreemdeling legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden wegens zijn Nuer-etniciteit, politieke overtuiging en illegale uitreis uit Zuid-Soedan. Hij vreest gedood of gerekruteerd te worden door lokale rebellen of overheidsmilitairen. De minister heeft alle elementen geloofwaardig geacht, maar stelt dat de vreemdeling geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag aannemelijk heeft gemaakt of risico op ernstige schade loopt.
De rechtbank oordeelt als volgt. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de deskundigheid van de rapporteurs Verney en Stringham niet kan worden aangenomen. …
Voorts heeft de minister ten onrechte gesteld dat het rapport van Vluchtelingenwerk slechts algemene informatie over de situatie in Zuid-Soedan bevat. De gemachtigde van de vreemdeling heeft in een brief verduidelijkt welke specifieke informatie relevant is, zoals de gedwongen rekrutering in het gebied van de vreemdeling en het verhoogde risico voor jonge, ontheemde mannen. Het rapport toont aan dat de vreemdeling, door het ontduiken van de dienstplicht en het ontbreken van traditionele littekens, opvalt bij terugkeer, wat het risico op gedwongen ‘scarification’ vergroot. Dit maakt het voor de vreemdeling onmogelijk om politiek neutraal te blijven, wat in strijd is met zijn geloofwaardig geachte politieke overtuiging om zich niet aan te sluiten bij een gewapende groep, zijn etnische groep of de Zuid-Soedanese autoriteiten. Gezien deze factoren, die duidelijk verband houden met zijn politieke overtuiging en het rekruteringrisico, is het onduidelijk waarom de minister stelt dat er onvoldoende concretisering van individuele asielrisico’s is. Door niet gemotiveerd in te gaan op deze aspecten van het rapport van Vluchtelingenwerk, die relevant zijn voor rekrutering en politieke overtuiging, is er sprake van een motiveringsgebrek.
Beroep gegrond.
Rb Den Haag, NL24.16638, 18.10.24
De rechtbank stelt vast dat de minister geloofwaardig acht dat eiseres reeds eerder het slachtoffer daarvan is geweest en dat daarmee haar recht op een menswaardige behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten voor de Europese Unie is geschonden. Dat betekent dat ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Definitierichtlijn in beginsel moet worden aangenomen dat zulk gevaar bij terugkeer bestaat. … De minister miskent dat het, gelet op het bewijsvermoeden, niet aan eiseres is om haar vrees aannemelijk te maken, maar aan de minister om het vermoeden te weerleggen dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een herhaalde genitale verminking. Alleen al om die reden is sprake van een motiveringsgebrek.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister er ook ter zitting niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te weerleggen. Zo heeft de minister in de beoordeling van de vrees onvoldoende de persoonlijke omstandigheden en verklaringen van eiseres betrokken. De rechtbank volgt de minister verder niet in de aanname dat niet aannemelijk is dat eiseres bij een terugkeer gaat trouwen. Ook de omstandigheid dat eiseres thans niet zwanger is, betekent niet dat zij in de toekomst niet zwanger zou raken. Eiseres is immers een 15jarige jonge vrouw en de rechtbank acht minstens aannemelijk dat zij bij een terugkeer naar Somalië te maken zou krijgen met een huwelijk of de geboorte van een kind.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet heeft gemotiveerd dat de vrees van eiseres voor herhaalde genitale verminking niet aannemelijk is. De rechtbank acht het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond.
Rb Zwolle NL24.13671, 25.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17864
Hoewel eiser op het moment van zijn vlucht uit Rusland nog 27 jaar en daarmee van dienstplichtige leeftijd was, mocht verweerder betekenis toekennen aan het gegeven dat eiser in 2023 de leeftijd van 27 jaar reeds had bereikt en daarmee tot de leeftijdsgroep behoort die in beginsel enkel zal worden geregistreerd als reservist en in 2024 niet wordt ingezet in de militaire dienst, ondanks de wettelijke verhoging van de maximaal dienstplichtige leeftijd naar 30 jaar. Verweerder mocht in dit kader wijzen op de officiële verklaring van de Russische onderminister van Defensie, zoals gecommuniceerd door het officiële Russische persbureau Interfax.
De beroepsgronden slagen niet.
Rb den Haag NL24.11011, 18.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:16965
De rechtbank stelt vast dat de door eiser overgelegde landeninformatie geen eenduidig beeld laat zien van het optreden van de Nigeriaanse autoriteiten jegens IPOB. …
Bij deze stand van zaken is het standpunt van verweerder dat eiser bij terugkeer op basis van de overgelegde landeninformatie geen gegronde vrees heeft om persoonlijk te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging niet houdbaar. Daarvoor is het beeld dat uit de landeninformatie naar voren komt niet voldoende eenduidig. Verweerder zal gelet op het in het arrest S en A beschreven toetsingskader nader onderzoek moeten doen naar de algemene context van Nigeria en het risico voor IPOB leden bij terugkeer naar Nigeria. Beroep gegrond
Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Meer specifiek houdt dit in dat eiser gehoord zal moeten worden zoals omschreven in IB 2024/10 en bij het nieuw te nemen besluit zal verweerder het arrest S en A van het Hof in acht moeten nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
Rb Amsterdam NL22.14929 en NL22.14930, 22.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17492