bezoek ook onze andere websites: www.meldpuntvreemdelingendetentie.nl / www.basicrights.nl / www.iedereen-aandeslag.nl / www.iLegalevrouw.nl
A. heeft de Libanese nationaliteit en heeft sinds 1 september 2020 een duurzame relatie met B die naast de Nederlandse ook de Ierse nationaliteit heeft (referent). A. betoogt dat zij als duurzame partner van referent, rechten kan ontlenen aan het EU-recht, ondanks dat hun relatie eerst is ontstaan na de terugkeer van referent naar Nederland.
B heeft sinds zijn geboorte de Ierse en Nederlandse nationaliteit en heeft van 2008 tot 2010 in het VK verbleven in verband met een (voltijdse) studie. Daarna is hij teruggekeerd naar Nederland. B is na zijn terugkeer in Nederland op basis van zijn Ierse nationaliteit, aan te merken als begunstigde van de Verblijfsrichtlijn. Dat referent tevens de Nederlandse nationaliteit heeft, doet niet af aan de rechten die referent thans, sinds de uitoefening van zijn recht van vrij verkeer, hier te lande aan zijn Ierse nationaliteit ontleent.
Art. 8.7 lid 4 Vb en art. 3 lid 2 onder b Verblijfsrichtlijn bevatten geen andere eisen dan dat het moet gaan om een partner met wie de Unieburger (in dit geval referent) een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft en die zich bij de Unieburger in Nederland voegt. Hiervan is in het geval van eiseres sprake. Beroep gegrond.
VK Rb Rotterdam, NL22.20542, 22.8.23
Eiseres beoogt verblijf bij (referent) met wie zij stelt een relatie te hebben. Aan de hand van het simultaan gehoor heeft verweerder tegengeworpen dat eiseres en referent over diverse essentiële onderdelen van hun relatie tegenstrijdig, vaag of onwaar hebben verklaard. Daarom heeft verweerder geconcludeerd dat tussen eiser en referent sprake is van een schijnrelatie. Eiseres voert aan dat volgens ABRvS 19 juni 2023 geen grondslag bestaat voor dergelijke vorm van onderzoek naar schijnrelaties. Weliswaar is die uitspraak i.h.k.v. de Gezinsherenigingsrichtlijn gedaan, echter is eiseres van mening dat wat daarin is overwogen relevant is voor onderhavige procedure.
Volgens de rb ligt voor of -bij een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER- art. 8.25 Vb als grondslag kan dienen voor een onderzoek naar schijnrelaties. Nu het doen van onderzoek niet expliciet benoemd is in art. 8.25 Vb, en ook anderszins niet uit art. 8.25 Vb volgt dat de wetgever het doen van nader onderzoek (zoals een simultaan gehoor) onder art. 8.25 het Vb heeft willen scharen, kan dat artikel niet als grondslag dienen voor het in de onderhavige zaak uitgevoerde simultaan gehoor. Juist omdat het gaat om een belastende bevoegdheid voor eiseres, moet deze een deugdelijke en duidelijke juridisch grondslag hebben. Verweerder heeft de uitkomsten van het simultaan gehoor niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Beroep gegrond.
VK Rb Amsterdam, NL23.4998, NL23.5000, 1.8.23
Dat voor eiseres een verhoogd risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM is gelegen in het feit dat zij een alleenstaande moeder is met een buitenechtelijk kind, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris is in het bestreden besluit uitdrukkelijk ingegaan op de omstandigheid dat eiseres een alleenstaande vrouw is met een buitenechtelijk kind, en heeft erkend dat moeders met buitenechtelijke kinderen het moeilijk kunnen hebben in Nigeria. De staatssecretaris heeft er evenwel terecht op gewezen dat de situatie van een alleenstaande vrouw erg verschilt per regio en etnische groep. Zo blijkt dat alleenstaande moeders in het noorden van Nigeria vaker problemen ondervinden dan in het zuiden. Verder merkt de staatssecretaris op dat volgens het asielbeleid van Nigeria een alleenstaande vrouw/moeder niet gezien wordt als risicogroep. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiseres als alleenstaande vrouw met een buitenechtelijk kind bij een eventuele terugkeer naar Nigeria zodanige problemen zal ondervinden dat zij wordt blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade. Daarbij is niet ten onrechte van belang geacht dat eiseres voornamelijk in het zuiden van Nigeria heeft verbleven en zij zich eerder als alleenstaande vrouw heeft weten te redden in de periode april/mei 2018 t/m 2 maart 2020.
Rb Groningen NL23.16751, 24.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:12685
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres strafrechtelijk zal worden vervolgd als zij terugkeert naar Marokko. Het is aan eisers om dit aannemelijk te maken. Verweerder heeft mogen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de autoriteiten weten dat eiseres een buitenechtelijk kind heeft of dat zij hier bij haar terugkomst in Marokko van op de hoogte zullen raken. Uit het gehoor, de gronden en op zitting is onvoldoende duidelijk geworden waarom zij moet vrezen voor de autoriteiten. ... Uit het rapport van de organisatie Mobilising for Rights Associates kan de rechtbank dit ook niet afleiden.
Bovendien ziet het deel van het rapport waar eisers naar verwijzen op de situatie waarin het buitenechtelijke kind in een ziekenhuis in Marokko wordt geboren, en is dat niet de situatie waarin eiseres zich bevindt. Uit het rapport van Human Rights Watch blijkt alleen hoeveel mensen in 2018 voor dit feit zijn vervolgd, maar niet wat de bewijsmiddelen in deze zaken waren. De rechtbank begrijpt het standpunt van eisers dat als eiseres problemen met haar familie zou hebben vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind, zij hiervoor niet bij de autoriteiten kan aankloppen omdat de problemen zien op een strafbaar feit dat zij heeft gepleegd. Echter, verweerder heeft in het besluit overwogen dat eiseres de problemen met haar familie niet aannemelijk heeft gemaakt. Hier hebben eisers geen gronden tegenin gebracht. Niet is dus gebleken dat eiseres door problemen met haar familie gevaar loopt. De beroepsgrond slaagt niet.
Rb Utrecht NL23.17035, 9.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:12610
The case concerned K. Berhane, an Eritrean Tigrinya, who demonstrated an unequivocal political awareness and a clear dissent attitude towards the Eritrean regime. After the Eritrean authorities carried out a round up, he left Eritrea fearing to be forcibly recruited. Berhane applied for asylum in Switzerland, but his application was refused after he became an adult.
The Committee noted that persons who have not completed their military service are at risk by the mere fact of their desertion or refusal of service. The CAT also observed that torture and ill-treatment of those who fled military service are acknowledged by Switzerland and several United Nations (UN) Bodies. The Committee specifically noted that the Special Rapporteur on the situation of human rights in Eritrea indicated that returned asylum-seekers would be subjected to severe sanctions including long periods of incommunicado detention, torture and ill-treatment. The CAT highlighted that the Rapporteur’s expressed concern on the voluntary return in 2019 of 56 Eritreans who were staying in Switzerland as it could put these persons at risk because the conditions of their return could not be properly monitored. Furthermore, the CAT observed that the Rapporteur stated that the human rights situation in Eritrea is not improving. Hence, the Committee ruled that Berhane’s return to Eritrea would violate Article 3 of the Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment.
CAT CAT/C/76/D/983/2020, 18.7.23
https://tbinternet.ohchr.org/_layouts/15/treatybodyexternal/Download.aspx?symbolno=CAT%2FC%2F76%2FD%2F983%2F2020&Lang=en
Ghana; veilig land van herkomst met uitzondering van:
Senegal; veilig land van herkomst met uitzondering van:
Uit hetgeen het Hof van Justitie heeft overwogen in het arrest van 9 november 2021, LW tegen Duitsland, leidt de Afdeling af dat voor het tegenwerpen van een beschermingsalternatief niet van belang is dat een vreemdeling naar het betrokken land kan reizen en toegang zal krijgen tot dat land. Bij de vraag of een vreemdeling zich in redelijkheid onder bescherming van het land van tweede nationaliteit kan stellen is alleen van belang of een vreemdeling ten opzichte van dat land verdragsvluchteling is dan wel of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij bij uitzetting naar dat land een reëel risico loopt op ernstige schade.
Hoewel uit de overgelegde e-mail van de DT&V volgt dat de Venezolaanse autoriteiten niet of zeer traag de benodigde reisdocumenten afgeven, bevat deze geen aanknopingspunten dat de vreemdeling in Venezuela een risico loopt op vervolging dan wel een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Dit terwijl zij alleen dan in aanmerking komt voor de gevraagde asielvergunning.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de vraag of de vreemdeling daadwerkelijk toegang zal krijgen tot het Venezolaanse grondgebied, een relevant element is voor de beoordeling van haar asielaanvraag. De grief slaagt.
Het hoger beroep is gegrond.
RvS 202204176/1/V3, 18.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3169
In het arrest Jawo heeft het Hof uitgelegd dat een verzoeker onderduikt wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen.
Eiseres heeft op de zitting nader toegelicht dat zij soms bij een overbuurvrouw verbleef, omdat zij ondersteuning nodig had vanwege haar zwangerschap. Toen zij op 7 december 2022 naar haar kamer ging, zag zij daar veel mensen staan. Hier schrok zij van, is weggegaan en heeft zich gemeld bij een bed-bad-brood-locatie. Dit verhaal komt de rechtbank geloofwaardig over. Verder heeft eiseres toegelicht dat haar spullen tijdens de controle op 7 december 2022 nog in haar kamer in het AZC lagen en dat zij die naderhand heeft opgehaald. Verder is van belang dat uit het dossier blijkt dat er op 7 december 2022 geen concrete overdracht was gepland. Weliswaar was er voor 19 december 2022 een overdracht aan Italië gepland, maar deze is op 6 december 2022 (een dag voor de controle) geannuleerd. Niet is gebleken dat zij op 7 december 2022 doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten bleef om overdracht te voorkomen.
Rb Utrecht NL23.6547, 14.7.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:11835
Tussen partijen is het niet in geschil dat pushbacks in Bulgarije op systematische wijze en op zeer grote schaal plaatsvinden en dat daarbij veel individuen zijn betrokken. Zij zijn het er niet over eens of pushbacks alleen plaatsvinden aan de buitengrenzen of ook verder landinwaarts in Bulgarije, en in het verlengde daarvan dus of er aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten ook een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van de pushbacks. De Afdeling komt tot het oordeel dat de rechtbank deze vragen terecht ontkennend heeft beantwoord.
De Afdeling betrekt ten eerste bij haar oordeel dat pushbacks alleen in het grensgebied plaatsvinden.
De Afdeling betrekt ten tweede bij haar oordeel dat uit de door de vreemdeling overgelegde informatie niet blijkt dat Dublinclaimanten ook een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. De vreemdeling heeft op de zitting bij de Afdeling erkend dat er geen informatie bekend is waaruit dit blijkt.
De Afdeling betrekt ten derde de beperkte bewegingsvrijheid van Dublinclaimanten bij haar oordeel.
Dublinclaimanten mogen niet zonder toestemming in het Bulgaarse grensgebied komen. Daarnaar gevraagd heeft de vreemdeling op de zitting bij de Afdeling te kennen gegeven dat hij er ook van uitgaat dat Dublinclaimanten zich niet vrij mogen begeven binnen het grensgebied.
De Afdeling komt op basis van deze informatie tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije.
Partijen zijn het er ook niet over eens of Dublinclaimanten na de feitelijke overdracht aan Bulgarije toegang hebben tot opvang. Uit het rapport van AIDA van maart 2022 volgt dat een Dublinclaimant na overdracht aan Bulgarije wordt overgebracht naar een opvangcentrum of naar een gesloten uitzetcentrum. Welke van deze twee opties voor een vreemdeling geldt, is afhankelijk van het verloop van de asielprocedure in Bulgarije tijdens de afwezigheid van een vreemdeling. ... De Afdeling leidt hieruit af dat een Dublinclaimant bij terugkeer naar Bulgarije in beginsel toegang heeft tot opvang.
Over het mogelijke tekort aan opvangplekken heeft de staatssecretaris op de zitting bij de Afdeling terecht betoogd dat uit het rapport van AIDA van maart 2022 volgt dat maar 61% van de opvangplekken bezet is. Alles bij elkaar komt de Afdeling tot de conclusie dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben.
RvS 202206794/1/V3, 16.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3133
idem RvS 202206798/1/V3, 16.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3134
De rechtbank oordeelt dat pushbacks een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure, in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Gelet op de rapporten die eiser naar voren heeft gebracht over de pushbacks in Roemenië, in samenhang met wat hiervoor is overwogen, moet worden geoordeeld dat op dit punt sprake is van een fundamentele systeemfout.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Roemenië als gevolg van pushbacks ook relevant is voor Dublinclaimanten. Met het rapport van KlikAktiv heeft eiser aanknopingspunten geleverd voor de conclusie dat ook Dublinclaimanten een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. ... Mede bezien in het licht van de aard, de omvang en de duur van de in het geval van Roemenië vastgestelde fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, brengt dit mee dat het ontbreken van nadere informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Roemenië niet voor risico van eiser mag komen. De staatssecretaris had nader onderzoek moeten doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Roemenië te worden uitgezet zonder of tijdens de behandeling van hun asielverzoek. De beroepsgrond slaagt.
Rb Utrecht NL23.20052, 1.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:12389
RvS 202304946/2/V3, 15.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:3160